Ξ Gastcolumn
Als een handschoen
Sinds 1 april jl. ben ik voorzitter van de AWTI. En dat betekent meer voor me dan sommigen misschien beseffen. Na mijn promotie en wetenschappelijke tijd als postdoc ben ik lang werkzaam geweest aan de rand van de wetenschap, in onderzoeksbeleid, universitair management en wetenschapsfinanciering. Het is voor mij altijd een vreugde geweest om dienstbaar te zijn aan de wetenschap. Om het wetenschappers zo makkelijk mogelijk te maken, zodat ze al hun tijd en aandacht kunnen besteden aan creatieve ideeën en het opleiden van briljante jongelingen.
In mijn eigen jonge jaren werkte ik als beleidsmedewerker bij natuurkundefinancier en institutenorganisatie FOM. Op een dag mocht ik met directeur Hans Chang, een man van aanzien en gezag in wetenschapsland, mee naar een staande receptie. De aanleiding weet ik niet meer, maar ik herinner me nog dat ik me best ongemakkelijk voelde bij het binnenkomen van de zaal. Al die grijze mannen in donkere pakken. Ik wist niet goed wie belangrijk was en wie niet. Wie ik moest aanspreken en wie niet. En wat ik überhaupt moest zeggen. Toch merkte ik dat het soepel ging en er leuke contacten ontstonden met deze en gene.
Op een bepaald moment stond mijn directeur weer naast me. Hij mompelde me zacht maar gedecideerd toe: “Eppo, nu even je mond houden. Ik doe het woord”. Wat bleek? De voorzitter van de AWTI (toen nog AWT) kwam recht op ons aflopen. Joop Sistermans, klein van stuk maar groot van statuur. Dat gesprek moest goed verlopen! Daar moest ik me als jonge beleidsmedewerker maar even buiten houden.
Nu, zoveel jaren later, kijk ik met bescheidenheid en dankbaarheid terug op dat moment. Ik mag grote schoenen vullen. En ik sta in een lange traditie van Nederlands wetenschaps-, technologie- en innovatiebeleid die vaak tot voorbeeld heeft gediend voor buitenlandse en Europese instrumenten.
Inmiddels ben ik wel over mijn schroom heen om een zaal binnen te stappen. Na ruim twintig jaar in en rond de wetenschap te hebben gewerkt, en bijna zes jaar in de Tweede Kamer als volksvertegenwoordiger te hebben mogen dienen, draai ik mijn hand niet om voor een ontmoeting of een praatje hier en daar. Het is een essentieel onderdeel van mijn werk geworden: verbinding leggen, goed kunnen luisteren, relaties onderhouden en de juiste woorden kiezen.
Ik kijk met enige verwondering naar de voetstappen in het zand achter me. Een carrière in en rond de wetenschap, een carrière in de politiek. Dat verzin je vooraf niet. En nu precies werkzaam op het grensvlak waar die twee zo enorm verschillende werelden samen komen. Twee werelden waar ik me thuis voel. Ze vergen begrip van de inhoud én oog voor de belangen. ‘Past als een handschoen’, zei iemand me. En zo is het.
Ik zie er naar uit dat ik de komende jaren mag werken vanuit deze bijzondere onafhankelijke positie, samen met de wijze en ervaren mensen in de Adviesraad en de slimme en intrinsiek gedreven medewerkers van het bureau. Ook zie ik uit naar de ontmoeting met de andere raden. Ik geloof in samenwerking. Wanneer we elkaar goed op de hoogte houden van onze observaties, denkrichtingen en programma’s, dan kunnen we elkaar versterken. Ons land heeft behoefte aan eenduidigheid met behoud van nuance, zodat het democratisch debat op gezonde en pluriforme wijze wordt gevoerd. De gezamenlijke raden hebben daarin een verantwoordelijke en onmisbare taak te vervullen.