Op 5 oktober 2023 had de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie zijn jaarsymposium. Onder andere demissionair minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) was die middag aanwezig. Dagvoorzitter Robert Daverschot benadrukt het belang van dit symposium: Nederland doet het goed in Europa, maar dat is niet voldoende. Hoe kunnen we strategischer optrekken richting Brussel? Hoe kunnen we alles beter afstemmen? Hoe komen we tot meer impactvol onderzoek? En hoe laten we de ambities van Europees en Nederlands beleid beter aansluiten?
Tijdens het symposium overhandigde AWTI-raadslid Koen Debackere het eerste exemplaar van de achtergrondstudie ‘Nederland in Horizon 2020 – Een kwantitatieve studie voor de AWTI’ aan minister Dijkgraaf. Deze studie is uitgevoerd in opdracht van de AWTI als onderdeel van het adviestraject voor het advies ‘Strategisch Samenspel’.
Strategisch samenspel in en met Europa
Dagvoorzitter Robert Daverschot heet de minister en alle andere gasten welkom. Hij benadrukt het belang van dit symposium: Nederland doet het goed in Europa, maar dat is niet voldoende. Hoe kunnen we strategischer optrekken richting Brussel? Hoe kunnen we alles beter afstemmen? Hoe komen we tot meer impactvol onderzoek? En hoe laten we de ambities van Europees en Nederlands beleid beter aansluiten?
Een bijeenkomst van dé 100 mensen in Nederland die de verbinding kunnen leggen
Eppo Bruins, de voorzitter van de AWTI, benadrukt dat de AWTI niet stopt bij het uitbrengen van een adviesrapport: er moet ook iets gebeuren. Vandaag vormt het advies Strategisch samenspel – bundel de kracht van Nederland en de EU voor meer impact van onderzoek en innovatie de basis voor deze bijeenkomst. Het is goed om tijdens dit symposium in Utrecht bijeen te zijn met dé 100 mensen in Nederland die de verbinding met Europa kunnen leggen. Daarmee tekent het doel van de middag zich af: samen een stap zetten richting Europa.
Beter strategisch samenspel mogelijk op maatschappelijke uitdagingen
Koenraad Debackere geeft vervolgens de boodschap van het advies en de onderliggende argumentatie in een notendop weer. Hij is hoogleraar technologie en innovatie aan de KU Leuven, AWTI-raadslid, en voorzitter van de projectgroep die dit advies voorbereidde. Als onderdeel van het adviestraject liet de AWTI een achtergrondstudie doen door IDEA-consult naar de rol van Nederlandse spelers in het Europese R&D-beleid. Daarin valt op dat Nederland goed zichtbaar is; we hebben een sterke reputatie in R&D. Nederland doet het opvallend goed als samenwerkingspartner in de projecten: de Nederlandse aanwezigheid is een sterk genetwerkte aanwezigheid.
Als we inzoomen valt op dat Nederland met name goed scoort op de pijlers ‘excellente wetenschap’ en ‘maatschappelijke uitdagingen’. De kritische noot die de AWTI dan ook kraakt op basis van deze data, is dat het strategisch samenspel beter kan als het aankomt op de pijler ‘industrieel leiderschap’. En juist dat laatste punt is een heel hoog punt op de Europese agenda, weet Debackere te vertellen, verwijzend naar de Staat van de Unie-toespraak van Ursula von der Leyen, de president van de Europese Commissie.
Dus waar de rol van Nederland goed op orde is als het aankomt op de ontwikkeling van kennis, is er winst te halen op die programma’s die gericht zijn op de vertaling of translatie naar de samenleving, via industrieel leiderschap of richting de maatschappelijke uitdagingen. Vooruitblikkend op nieuw werk van de AWTI is juist in die vertaling de rol van de sociaal en geesteswetenschappen cruciaal. Die disciplines zijn in staat om innovaties voort te brengen die ervoor zorgen dat wetenschap, technologie en innovatie bijdragen aan het adresseren van maatschappelijke vraagstukken.
“Onderzoekers die zoeken, daarvan zijn er genoeg te vinden. Maar onderzoekers die vinden, daar moet je naar zoeken.” (naar Charles de Gaulle)
De boodschap van dit advies is volgens Debackere dan ook om de metaforische dominostenen van de EU en Nederland, die de kennisketen van vrij tot toepassingsgericht onderzoek representeren, beter in het gelid te krijgen. De twee belangrijkste lijnen om dit te bereiken worden beschreven in de eerste twee aanbevelingen uit het adviesrapport.
Aanbeveling 1
Zorg dat Nederlands en EU-beleid voor wetenschap, technologie en innovatie goed aansluiten doordat ze elkaar versterken òf aanvullen.
Aanbeveling 2
Handel proactief en strategisch in Brussel met een gerichte agenda.
Na deze inhoudelijke toelichting op dit advies overhandigt Debackere het eerste exemplaar van de achtergrondstudie Nederland in Horizon 2020 – Een kwantitatieve studie voor de AWTI aan minister Dijkgraaf van OCW.
Reflectie van de minister van OCW op het AWTI-advies ‘Strategisch samenspel’
Minister Robbert Dijkgraaf bedankt de AWTI voor het advies, de uitnodiging voor het symposium, en de mooie rapportcijfers. Het spreekt hem aan en wijst er tegelijkertijd op dat de dynamiek tussen Nederland en Europa twee kanten op werkt.
Nederland is een kennisland. We lopen voorop, en dat willen we blijven doen. Nederland staat daarin niet los van Europa. We kunnen elkaar op nationaal en internationaal gebied enorm versterken, en gelukkig gaat op dat gebied al heel veel goed.
De minister vervolgt te zeggen dat wij het goed moeten doen in Europa, maar dat Nederland ook iets op de agenda wil zetten. Als voorbeelden noemt hij de thema’s ‘kennisveiligheid‘ en ‘erkennen en waarderen‘, wat al dan niet toevallig twee onderwerpen zijn waar de AWTI het afgelopen jaar in is gedoken.
Regering neemt aansporing AWTI-advies ter harte
Op de vraag van de dagvoorzitter hoe we de dingen ‘in Brussel’ het beste aan moeten pakken, benoemt de minister dat het begin met bilaterale gesprekken, met ‘like-minded countries’ om vervolgens een ‘coalition of the willing’ te formeren rondom een onderwerp.
Maar, zo onderstreept de minister nogmaals, het belangrijkste is:
We kunnen elkaar op nationaal en internationaal gebied enorm versterken. Hiervoor is een stabiel en robuust Europees Horizon programma nodig. Nationaal en vanuit Europa moeten we hier vol op inzetten omdat we gezamenlijk meer kunnen bereiken.
Een waaier van onderzoek
De dagvoorzitter wil graag van de minister horen waar volgens hem de meeste kansen liggen. Voor het antwoord past de minister de metafoor van de waaier toe, normaliter gebruikt voor het vervolgonderwijs, op het onderzoek. Die waaier voor onderzoek gaat van meer tot minder maatschappelijk geengageerd. Op sommige delen van die waaier doen we het al heel goed, met name rondom ‘excellentie’. Dat moeten we vasthouden en verbreden richting de maatschappelijke kant van de waaier.
Een praktisch ingestelde horizon en verdubbeling budget?
Tot slot wordt de minister gevraagd wat hij ziet aan en voorbij de horizon. Hij ziet een praktisch ingesteld Horizon-programma voor zich met oplossingen en innovaties die direct inzetbaar zijn. Tegelijkertijd is fundamenteel onderzoek ook van fundamenteel belang. Horizon Europe moet daarom in een brede basis investeren, van sleuteltechnologieën tot sociale innovatie, en zorgen voor de essentiële betrokkenheid van alle facetten van de wetenschap en innovatie. Het budget voor het volgende kaderprogramma zou dan ook best verdubbeld mogen worden. Dat is nodig om op dit vlak de VS en China bij te kunnen benen.
Reflectie van Robert-Jan Smits op het AWTI-advies ‘Strategisch samenspel’
Terwijl de zaal nog kauwde op de uitspraken van de minister van OCW, was het woord aan de laatste spreker van het eerste, plenaire deel van het symposium. Robert-Jan Smits was Directeur-Generaal bij de Europese Commissie en wordt gezien als de architect van het Horizon2020 kaderprogramma. Inmiddels is hij voorzitter van het college van bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven. Met zijn diepe kennis van het Nederlandse ecosysteem en zijn ervaring in Brussel, kon de zaal zich opmaken voor een aantal vleiende, kritische en adviserende opmerkingen.
Robert-Jan Smits is allereerst blij dat het AWTI-advies ‘Strategisch samenspel’ is geschreven. Nederland moet volgens hem inderdaad een actieve rol spelen in Europa. Dat gaat verder dan de vraag: hoeveel stoppen we erin en hoeveel halen we eruit?
Daarvoor complimenteert Smits meteen de minister en zijn Directeur-Generaal voor hun sterke betrokkenheid bij de ontwikkelingen in Europa.
Europees en nationaal kaderprogramma
Maar er was ook kritiek. Om de versnipperde interne organisatie in Nederland tegen te gaan is het volgens Robert-Jan Smits namelijk nodig dat er een Nationaal kaderprogramma komt, dat we spiegelen aan het Europese kaderprogramma. Let op, spiegelen betekent hier niet dupliceren: er moet ruimte blijven voor nationale accenten. Een dergelijk programma moet een eind maken aan de versnippering van het beleid in Nederland, met zijn talloze instrumenten zoals sectorplannen, de programmalijnen van de Nationale Wetenschapsagenda, de Kennis- en innovatieagenda’s van het Topsectorenbeleid en het Nationale Groeifonds, met steeds andere formulieren, voorwaarden en loketten.
Naar een volgend kaderprogramma
Tot slot kijkt hij vooruit naar de aanloop naar het volgende kaderprogramma. Nederland zet nu in op het stimuleren van fundamenteel, excellent onderzoek, op het betrekken van derdelanden, zoals het VK en Zwitserland, en op het creëren van synergiën met regio’s. Dat is begrijpelijk , maar pas aan het eind van het traject wordt het echt spannend. Dan wordt de omvang van het totale budget bepaald en ook hoe dit wordt verdeeld over de verschillende pijlers. Het thema ‘widening’ komt dan ook aan de orde: sommige landen zullen pleiten voor soepelere voorwaarden voor R&D-financiering. Daar zou Nederland zich tegen moeten verzetten. Immers, er gaan reeds tientallen miljarden naar capaciteitsopbouw in die landen en het kaderprogramma moet niet een tweede cohesie-instrument worden.
Nederlandse hogescholen moeten beter worden betrokken
Er is aan het eind van deze bijdrage nog kort tijd voor een vraag. Die gaat over waarom mkb en met name hogescholen zo weinig profiteren van het Europese WTI-beleid. Volgens Robert-Jan Smits is dat te wijten aan de beperkte omvang van het onderzoek aan Nederlandse hogescholen. Immers, Duitse en Zwitserse hogescholen doen volop mee in de kaderprogramma’s. En aangezien er steeds meer nadruk komt op het overdragen van kennis, is er zeker plaats voor hogescholen, die zijn daar namelijk goed in. Hier ligt ook een rol voor de universiteiten: betrek de hogescholen in de aanvragen.
Twee deelsessies
Na het plenaire plenaire deel van het symposium gingen de aanwezigen tijdens twee parallelsessies in op de vraag hoe een goede verbinding te leggen tussen Nederland en de EU op het gebied van onderzoek en innovatie.
Deelsessie 1: Nederland en de EU verbinden vanuit een maatschappelijke uitdaging
In deelsessie 1 is het voorbeeld van een maatschappelijke uitdaging (health) genomen om te zien hoe Europees en Nederlands beleid (beter) op elkaar (kunnen) aansluiten. Om de deelsessie op gang te brengen delen drie sprekers hun ervaringen: Regina Beets-Tan (NKI), Mariska Koster (Janssen Pharmaceuticals) en Menno Kok (EIT Health). Daarna is er ruimte voor discussie met de zaal onder leiding van dagvoorzitter Robert Daverschot.
“Europa investeert daar waar de meeste winst te behalen valt”
Regina Beets-Tan (NKI) vertelt over de EU missies op het gebied van gezondheid en zorg vanuit de blik van de medische professional.
In de missie tegen kanker wordt de komende 5 tot 7 jaar 4 miljard euro geïnvesteerd vanuit Horizon Europe. Om de missie te bereiken investeert Europa daar waar de meeste winst te behalen valt: primaire preventie en vroegdiagnostiek. Een nieuw gestandaardiseerde EU-infrastructuur voor data is noodzakelijk om AI-modellen te ontwikkelen. Als Nederland daaraan niet meedoet dan mist het kansen. Het zelfstandig opzetten van zo’n infrastructuur is te kostbaar, terwijl met de nieuwe ontwikkelingen in AI, Nederland veel te bieden heeft. Meer samenwerking tussen radiologen en data scientists is hiervoor van belang.
“Meer samenwerking, coördinatie, nationaal en met Europa zijn van groot belang”
Mariska Koster (Janssen Pharmaceuticals) wijst erop dat Nederland te versnipperd is gezien vanuit een wereldwijd en EU perspectief.
Nederland heeft veel, relatief kleine projecten (afgezet tegen de grote wereldspelers) en financiering en regulering voor farmaceutisch onderzoek is verspreid over drie ministeries. De schaalgrootte is vanuit Nederlands perspectief gezien prima, maar afgezet tegen het perspectief vanuit bijvoorbeeld Shanghai onvoldoende. Nederland mist daardoor kansen en dit maakt het moeilijker om tot internationale samenwerking te komen met grote bedrijven. Meer samenwerking, coördinatie, nationaal en met Europa, en bovendien stabiel beleid zijn van groot belang. Tegelijkertijd constateert ze ook dat een oplossing voor dit probleem niet een op een vertaald kan worden uit goede voorbeelden uit het buitenland. Ieder land heeft immers zijn eigen karakteristieken en Nederland zal dus zelf moeten zoeken naar de beste oplossing.
“Er is een internationale, EU-brede aanpak nodig”
Menno Kok (EIT Health) reflecteert op de versnippering van het zorgdomein in Europa.
Hoewel de EU inzet op samenwerking, is de EU in het zorgdomein gewoon een verzameling van 27 landen. Elk met eigen, verschillende zorgstelsels. Om te komen tot succesvolle toepassing van zorg-innovaties in de EU, haalde de Europese Commissie inspiratie uit de aanpak van MIT. Hier lopen ondernemers, onderzoekers en studenten allemaal door elkaar heen en bepalen ze zelf wat ze gaan doen. Het MIT-model van een open organisatie met veel bedrijven en startups en ook sterk onderwijs, stond model voor wat EIT moest worden. In de EU werkt het alleen niet om een instituut op te zetten dat op één plek gevestigd is. Er is een internationale, EU-brede aanpak nodig. EIT zorgt met financiering en opleidingsprogramma’s ervoor, dat mensen uitvindingen in de wetenschappelijke wereld kunnen vertalen naar marktklare producten. Van belang daarbij is dat ze daarbij een internationale insteek kiezen en zich richten op oplossingen die voor de EU als geheel gaan werken.
Deelsessie 2: Hoe komen we tot een strategische agenda? Het proces
In deelsessie 2 staat het proces centraal hoe we gezamenlijk tot een strategische agenda vanuit Nederland kunnen komen. Inleidingen komen van Christine Balch (TNO), Joyce Kuipers (NWO) en Danielle Raspoet (VARIO), waarna onder leiding van moderator (en AWTI-raadsmedewerker) Hamilcar Knops een levendige discussie volgt.
“Maak de Europese dimensie zichtbaar in de eigen organisatie”
Allereerst geeft Christine Balch (Directeur TNO EU Affairs) de deelnemers een aantal take-aways mee in het strategisch samenwerken met de EU.
Verbeter de wereld, begin bij jezelf: begin bij het zichtbaar maken van de Europese dimensie in de eigen organisatie, laat zien waar de EU allemaal relevant voor kan zijn. Daarnaast zijn er veel instrumenten en hulp te vinden bij RVO, de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU en ministeries om strategisch aansluiting te vinden bij de EU, waardoor ruimte ontstaat om te implementeren: ‘strategy is just as good as its implementation’.
Ten slotte benadrukt Balch het belang van zichtbaarheid in de EU zelf door bij gesprekken aanwezig te zijn en niet alleen te weten wie de gesprekspartners zijn en wat je van hen wilt, maar ook wat je hun kan brengen: wie ben jij en waar kan je voor ingeschakeld worden? Balch concludeert: “Europa is topsport“.
“NWO legt verbinding met de EU”
De wederkerigheid van het nationale en Europese niveau wordt concreet bij de volgende spreker. Waar Balch de aandacht vestigde op wat je in Europa wil brengen, daar kijkt Joyce Kuipers van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) naar wat je als organisatie ter inspiratie kunt halen, waardoor je vervolgens strategisch kan kiezen wat je precies wil brengen.
Kuipers laat zien hoe vanuit NWO de verbinding met de EU wordt gelegd. De Europese samenwerking op beleid vanuit NWO is een pro-actieve opschaling van bestaande Nederlandse beleidagenda’s, zoals Open Science en nu erkennen en waarderen. NWO probeert daarnaast de onderzoeksprogrammering te beïnvloeden door multilaterale calls te ontwikkelen met Europese zusterorganisaties. Kuipers’ tip:
Investeer in dit werk dat van de lange adem is, en probeer op alle niveaus op tijd aan tafel te zitten.
“Ook Vlaanderen moet meer strategisch en proactief zijn naar de EU”
Danielle Raspoet van de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren & Ondernemen (VARIO) gaat in op relevante aanbevelingen uit het in de voorgaande week uitgebrachte advies ‘Optimaal wegen en inspelen op het onderzoeks-, innovatie- en industriebeleid van de EU’. Vlaanderen heeft met het Vlaams EU-platform een unieke structuur die in potentie kan zorgen voor zo’n strategische agenda. In de praktijk komt de strategiebepaling nog niet zo uit de verf door de vele verschillende betrokken partijen met ieder hun eigen belang. En eigenlijk mist Vlaanderen een partij als (het Nederlandse) Neth-ER die de directe link vormt met wat er in het Brussel van de EU gebeurt.
Hoe leggen we een betere verbinding tussen Nederland en de EU?
Hierna is het tijd voor de discussie met de zaal. Onder leiding van Hamilcar Knops buigen de aanwezigen zich eerst over de vraag met wat voor soort maatregel(en) we de verbinding tussen Nederland en de EU het meest kunnen verbeteren. De meeste aanwezigen verwachten het meest van het beter laten aansluiten van het Nederlandse beleid bij de (bestaande) Europese regelingen. Maar ook andere maatregelen blijven van belang, bijvoorbeeld het ondersteunen van netwerkvorming voor partijen die aan EU-projecten willen meedoen.
“De polder heeft af en toe een dijkgraaf nodig”
Op de vraag of een gedragen, strategische agenda vanuit Nederland realistisch is, is de consensus in de zaal dat dit zeker het geval is, onder de voorwaarde dat de departementen regie voeren wanneer nodig. De in de zaal aanwezige Directeur-Generaal van het ministerie van OCW geeft aan dat zijn departement die handschoen wel wil oppakken. Iemand met veel ervaring in Brussel wijst wel op de kracht van bottom-up in Nederland. Daar mogen we best trots op zijn. Dat brengt moderator Knops tot de conclusie: “we vertrouwen op de polder, maar af en toe hebben we een dijkgraaf nodig”.
Plenaire afsluiting: veel geleerd in de deelsessies
Na de deelsessies en een kleine versnapering keert iedereen weer terug in de Balzaal van de Winkel van Sinkel voor de plenaire afsluiting. AWTI raadsmedewerkers Bart Gulden en Annelieke van der Giessen hebben goed opgelet en praten iedereen kort en bondig bij over wat er tijdens de deelsessies is besproken.
Een andere ‘mindset’
Vervolgens is het woord aan de zaal: Robert Davenschot vraagt de aanwezigen wat hun is opgevallen en wat men meeneemt? De middag heeft bij de aanwezigen helder gemaakt dat er duidelijk kansen liggen in Europa. Het is duidelijk geworden dat Nederland meer moet brengen, en juist daarmee die kansen kan pakken. Dat vraagt om een andere ‘mindset’ en zo tillen we het maken van impact naar het volgende niveau. Een andere aanwezige geeft tot slot aan dat hij zo veel inzichten heeft opgedaan, dat hij er nog even op moet kauwen…
Het stokje wordt doorgegeven
Het laatste woord is aan Eppo Bruins, de voorzitter van de AWTI. Hij merkt op dat ongeacht hoe veel werk je in de voorbereiding steekt, het gaat om wie er komt. Hij is heel blij met de samenstelling van de groep aanwezigen tijdens het AWTI-symposium van 2023. Het zijn deze mensen die ook verder moeten met het advies: zij pakken het stokje over om het strategische samenspel richting Europa verder vorm te geven. Twee hoofdrolspelers worden er nog even uitgepikt: de directeur van Neth-ER, de organisatie die Nederlandse activiteiten rondom onderzoek en onderwijs in Brussel afstemt, en de OCW Directeur-Generaal met het onderzoeks- en wetenschapsbeleid in zijn portefeuille. Maar eigenlijk krijgt iedereen een stokje om de volgende stap te zetten naar een strategisch samenspel in en met het Europese WTI-beleid.