Jaarrede 27 mei 2024, door Marileen Dogterom, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Geachte aanwezigen, leden van de KNAW, leden van de Jonge Akademie, leden van de Akademie van Kunsten, genodigden en belangstellenden. Dear guests.
Today we will speak about the power of science and scholarship in an international context and discuss the importance of international collaboration and exchange of knowledge and talent specifically for the future of Europe. I will however deliver the rest of my speech in Dutch. An English translation will simultaneously be provided for those who are interested and will also be available in writing afterwards. The rest of the program will subsequently be conducted in English as we are very pleased to have Maria Chiara Carrozza as our distinguished guest today.
Vandaag staat het belang van internationale samenwerking en een open wetenschapssysteem centraal. Het belang voor de wetenschap zelf, maar vooral ook voor een sterke toekomst van Nederland en Europa in een snel veranderende wereld. Om te illustreren hoe dat in de praktijk werkt, wetenschap in een internationale context, zal ik als voorbeeld mijn eigen ervaringen in de wetenschap gebruiken, kortom: “How can I make this about me?”.
Wetenschap is in essentie internationaal
Wetenschap bedrijven, het vergaren van kennis en ontwikkelen van begrip over de wereld om ons heen, is inherent een internationale aangelegenheid. De kennis die wij aan het begin van deze eeuw bij elkaar verzameld hebben is zo omvangrijk dat het geen enkele wetenschapper gegeven is om zelfs op het eigen deelgebied alles te weten. Om verder te komen bij het ontwikkelen van beter fundamenteel begrip in alle domeinen van de wetenschap, toch een uniek talent van de mensheid, maar ook om kennis te vergaren die kan helpen oplossingen aan te dragen voor de complexe problemen van deze tijd, is samenwerking en uitwisseling van kennis nodig. En die uitwisseling van kennis gaat al sinds jaar en dag over grenzen van landen heen. Gelukkig maar.
Nederland doet het al heel lang erg goed in de wetenschappelijke wereld en dat is zonder enige twijfel voor een groot deel te danken aan het feit dat wij kampioen samenwerken zijn, zoals demissionair minister Robbert Dijkgraaf altijd benadrukt, maar ook omdat wij vanuit ons land van nature graag en makkelijk in contact treden met de rest van de wereld. Wij spreken onze talen, wij zijn nieuwsgierig naar de rest van de wereld en internationaal talent weet ons land al sinds jaar en dag te vinden. Als gevolg hiervan is Nederland wetenschappelijk heel zichtbaar, lopen wij mee in de voorhoede van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en zijn daardoor in staat te anticiperen op kansen die snel ontwikkelende nieuwe technologieën en maatschappelijke inzichten ons bieden. Dat we deze kansen kunnen blijven grijpen is van groot belang voor de toekomstige welvaart en het toekomstig welzijn van iedereen in Nederland.
Mijn belangrijkste boodschap voor vandaag is dan ook, en die is nadrukkelijk ook aan onze parlementaire vertegenwoordigers en beleidsmakers in Den Haag gericht:
Koester de Nederlandse wetenschappelijk positie in het internationale landschap
Waarbij koesteren betekent:
- Ga pal staan voor het open internationale wetenschapssysteem dat Nederland zo sterk maakt
- Investeer in kennis en innovatie zowel in Nederland als in Europa zodat Nederland in de Europese context voorop kan blijven lopen
- En, heel belangrijk: verwelkom daarbij de essentiële bijdragen en perspectieven van internationaal talent, zowel studenten als allen die aan ons onderzoek een bijdrage leveren.
Eigen ervaring
Als student natuurkunde in Groningen eind jaren tachtig was ik in eerste instantie vooral gefascineerd door het feit dat je met wiskundige formules zo effectief kon voorspellen hoe ondertussen goed-begrepen processen in de natuurlijke wereld om ons heen verlopen, of, omgekeerd, hoe je op basis van wiskundige berekeningen experimenten kunt vormgeven waarmee je ideeën over hoe de natuurlijke wereld om ons heen werkt, kunt toetsen, of misschien nog wel belangrijker, kunt falsifiëren. Naarmate ik mij meer bewoog richting complexe processen in de natuurlijke wereld die nog veel minder kwantitatief begrepen worden, zoals bijvoorbeeld de beweging van chromosomen in een zich delende cel, leerde ik daarnaast steeds meer hoe belangrijk het is om kennis uit verschillende disciplines te verbinden, en om perspectieven op te halen bij wetenschappers elders in de wereld. Ik was een jaar student in Rome en werd daarbij ondersteund door een uitwisselingsbeurs van de Italiaanse regering, ik promoveerde in Parijs en Princeton in dienst van de universiteiten daar en leerde samenwerken met andere disciplines in Heidelberg bij het Europees laboratorium voor moleculaire biologie.
Na zeven jaar terug in Nederland kreeg ik de gelegenheid om wat ik elders geleerd had in te zetten voor een nieuwe onderzoeksrichting bij het NWO-instituut AMOLF en ontdekte ik de kracht van het open en internationale karakter van het Nederlandse wetenschapssysteem. Talent uit het buitenland komt graag naar Nederland toe om onze wetenschap te versterken vanwege de toegankelijkheid en hoge kwaliteit van ons onderzoek. Altijd wordt de kwaliteit van onze ideeën langs de meetlat van onze collega’s in het buitenland gelegd die belangeloos hun tijd vrijmaken om, als het goed is, constructief commentaar te geven. Nou ja, helemaal belangeloos natuurlijk niet, want wij doen desgevraagd hetzelfde voor hen. Zo maken wij elkaar en de wetenschap sterker, door ons voortdurend internationaal aan elkaar te spiegelen, door elkaars ideeën aan te scherpen en inzichten uit te wisselen.
Dat onderzoek werd eerst bij AMOLF en later bij de TU Delft mede-vormgegeven door een gevarieerde groep jonge onderzoekers uit binnen- en buitenland, vrijwel altijd tijdelijk in dienst op weg naar een vervolgcarrière in de wetenschap of daarbuiten, in Nederland of daarbuiten. Jonge mensen uit in mijn geval Nederland, Aruba, Frankrijk, Italië, Duitsland, Denemarken, Spanje, Roemenië, Turkije, Rusland, Mexico, Colombia, Amerika, Iran, India, de Filipijnen en Japan. Al deze mensen hebben bijgedragen aan de wetenschap in Nederland, velen dragen nog altijd bij aan de Nederlandse maatschappij en uiteraard heeft Nederland ook bijgedragen aan hun ontwikkeling en soms aan de wetenschappelijke ontwikkeling van de landen waar ze naar terugkeerden. Net zoals de Italianen, Fransen en Amerikanen bijgedragen hebben aan mijn ontwikkeling en dus aan de wetenschap in Nederland. Met al deze mensen en overigens ook de vele wetenschappelijke collega’s over de hele wereld waar wij formeel maar nog veel vaker informeel mee samenwerken, hebben wij bovendien wederzijds gesprek en begrip opgebouwd over onze landen en culturen. Begrip en respect dat ons goed van pas kan komen als de spanningen oplopen in de wereld en wij deze lijntjes openhouden.
Het is dan mede ook vanuit deze persoonlijke ervaring dat ik er vast van overtuigd ben dat we ons moeten blijven inzetten voor een open Nederlands wetenschapssysteem met een sterke internationale component, voor de toekomst van een sterk en welvarend Nederland, en in het verlengde daarvan, voor de toekomst van een sterk Europa.
En ik waarschuwde u al in het begin: ik vertel u over mijn ervaring. Maar dergelijke verhalen kunnen vele wetenschappers vanuit alle domeinen van de wetenschap u vertellen, niet altijd op precies dezelfde manier, de details zullen altijd verschillen en niet ieder vakgebied leunt op dezelfde manier en in dezelfde mate op internationale samenwerking. Maar voor ons allen geldt: hoe breder onze blik en hoe meer we gevoed worden door verschillende perspectieven hoe rijker onze wetenschap en hoe groter ook de kans dat wij kansen voor de toekomst van Nederland kunnen grijpen.
Dilemma’s
Nu zult u misschien, en dat zou terecht zijn, de vraag stellen:
“Kent de wetenschap dan echt geen grenzen? Moeten we zomaar met iedere wetenschapper in ieder land samenwerken en open staan voor iedere wetenschapper die naar Nederland wil komen? Zijn er dan geen risico’s voor onze veiligheid of concurrentiepositie of ethische overwegingen die beperkingen zouden moeten opleggen?”
Het antwoord is helder. Natuurlijk zijn er zulke grenzen. Het is van wezenlijk belang dat bij iedere samenwerking, overigens ook binnen de landgrenzen, kritische vragen gesteld worden. Vragen over transparantie, onafhankelijkheid en achterliggende belangen, openheid en symmetrie van kennisuitwisseling, academische vrijheid en ethische of veiligheidsaspecten samenhangend met het type onderzoek of de samenwerkingspartner.
Als het specifiek gaat over kennisveiligheid is het overduidelijk dat met de snel veranderende geopolitieke verhoudingen oplettendheid geboden is. Buitenlandse beïnvloeding en zelfs spionage is een feit, ook als het gaat om wetenschappelijke en technologische kennis, en het past ons niet om daar naïef in te zijn. Het is tegelijk wel van belang om de juiste balans tussen oplettendheid, en in het verlengde daarvan maatregelen, en het grote belang van internationale samenwerking te zoeken, juist omdat Nederland niet voorop kan lopen als wij te veel geïsoleerd van de internationale gemeenschap, ook die buiten Europa, opereren. Met het position paper dat de KNAW afgelopen oktober over dit vraagstuk heeft uitgebracht, opgesteld door onze Commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening, hebben we balans in deze discussie kunnen brengen.
Zelf heb ik ook direct te maken met dit soort dilemma’s als het gaat om ons onderzoek naar Synthetische cellen, fundamenteel onderzoek dat op termijn nieuwe duurzame technologie zou kunnen opleveren voor de productie van materialen of voedselproducten. Onze collega’s uit Azië kijken met belangstelling naar onze activiteiten en met hulp van veiligheidsdeskundigen wegen we onze interacties voortdurend zorgvuldig af.
Een andere moeilijke en zeer actuele discussie is de samenwerking met wetenschappelijke instellingen in landen die in oorlog verkeren. Ook hier geldt dat persoonlijke banden die wij hebben met wetenschappers in dergelijke landen in potentie bij kunnen dragen aan het hervinden van een pad naar vrede, maar het is net zo goed mogelijk dat de kennis die beschikbaar komt door samenwerking voor niet-vreedzame doelen gebruikt kan worden. De al genoemde balans tussen het belang van samenwerking aan de ene kant en naïviteit en oplettendheid aan de andere kant is er een van nuance, van maatwerk, van geval tot geval beoordelen. En we ervaren allemaal dat dit zeker niet altijd makkelijk is in een snel polariserende wereld.
Wat doet de KNAW
De KNAW heeft zich vorige maand in aanloop naar deze Akademiemiddag nadrukkelijk uitgesproken voor behoud van een open en internationaal wetenschapssysteem in Nederland. Aanleiding daarvoor zijn natuurlijk de geluiden die in Den Haag te horen zijn over het terugdringen van het internationale karakter van Nederlandse universiteiten, bijvoorbeeld door het Bachelor onderwijs weer veel meer in het Nederlands te laten verzorgen.
De KNAW wijst er allereerst op dat onderzoek en onderwijs in het Nederlandse universitaire systeem met elkaar verweven zijn. Het onderzoektalent dat al dan niet tijdelijk in Nederland verblijft, draagt bij aan de kwaliteit van ons onderzoek en nadrukkelijk ook aan ons onderwijs. Het is belangrijk om die kruisbestuiving te koesteren zowel voor de Nederlandse studenten als de studenten die uit het buitenland naar Nederland komen om te studeren. Studenten die niet alleen hier naartoe komen om in het Engels onderwezen te worden maar die ook in potentie kunnen bijdragen aan de behoeftes van onze arbeidsmarkt van de toekomst. Het rapport van de commissie Van Zwol over de demografische ontwikkelingen richting 2050 geeft duidelijk aan dat hoogopgeleid talent, ook uit het buitenland, voor Nederland in de toekomst van groot belang zal zijn als we inderdaad de kenniseconomie nastreven waar Nederland in uit kan blinken.
Wat het taalbeleid in het onderwijs betreft, staat het KNAW-advies uit 2017 – dat lijkt alweer een eeuwigheid geleden – nog recht overeind. De kern daarvan is dat de taalkeuze per opleiding op inhoudelijke gronden gemaakt moet worden en dat daarbij de autonomie van de instellingen voorop staat. Uiteraard mag hierbij verlangd worden dat instellingen dit in nauw onderling overleg vormgeven zodat zowel de kwaliteit als de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten gewaarborgd blijft en ook recht wordt gedaan aan het behoud van het Nederlands als wetenschapstaal.
Om regie te kunnen voeren op aantallen studenten moeten de universiteiten uiteraard wel de juiste instrumenten in handen hebben, ook om recht te doen aan regionale verschillen en om maatwerk mogelijk maken. De KNAW onderschrijft dan ook de plannen voor zelf-regie die de universiteiten hier gezamenlijk voor hebben opgesteld.
Het hoofdlijnenakkoord en de 3% bbp
Als het gaat om het behoud van een open wetenschapssysteem in Nederland maakt de KNAW zich zorgen over het hoofdlijnenakkoord dat eerder deze maand door de formerende partijen gepresenteerd is. Alhoewel uit de uitwerking zal moeten blijken wat precies de consequenties zijn, doen de plannen vermoeden dat het koesteren van het open internationale karakter van ons wetenschapssysteem niet hoog op de agenda staat. Grote sommen geld worden ingeboekt gerelateerd aan het terugdringen van het aantal internationale studenten, en onderwijs met Engels als voertaal wordt flink aan banden gelegd.
En nu we toch bij dat hoofdlijnenakkoord zijn aangeland: daar staan nog een aantal andere plannen in die de KNAW grote zorgen baren, voor de wetenschap in Nederland, en daarmee zeker ook voor de positie van de Nederlandse wetenschap in internationale context. Net als de landen om ons heen heeft Nederland zich gecommitteerd aan de zogenaamde Lissabon-doelstelling om minstens 3% van het bbp te investeren in kennis en innovatie. Dit om ervoor te zorgen dat Europa haar gunstige positie ten opzichte van andere delen van de wereld, waar nog veel steviger geïnvesteerd wordt, niet kwijtraakt. Nederland loopt al lang structureel achter bij deze doelstelling, ook ten opzichte van de landen om ons heen, alhoewel er twee jaar geleden een inhaalslag in gang leek te worden gezet door het nu demissionaire kabinet.
Met de nieuwe plannen die op 16 mei gepresenteerd zijn lijken we weer een stap terug te zetten. Structurele bezuinigingen op de sectorplannen waarmee nog maar net 1200 vaste banen voor wetenschappelijke personeel waren gecreëerd, bedoeld om de werkdruk te verlichten en focus aan te brengen in de universitaire profielen binnen alle domeinen van de wetenschap. Kortingen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap waarmee ruimte voor ongebonden onderzoek is gecreëerd waarvoor de KNAW zo lang gepleit heeft, bijvoorbeeld in haar “Rolling Grants” advies. Dit fonds is echter ook bedoeld voor praktijkgericht onderzoek in de regio en de bevordering van open science, kennisveiligheid en sociale veiligheid in de wetenschap. En tot slot het schrappen van de laatste 2 rondes van het Nationaal Groeifonds bedoeld om het innovatie vermogen van Nederland op peil te houden. Het moge duidelijk zijn dat wij op het pad naar de 3% bbp rechtsomkeert aan het maken zijn, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van het wetenschappelijk systeem in Nederland. Niet goed voor Nederland, niet goed voor Europa.
Uiteraard hopen wij dat in de uitwerking van de plannen voldoende nuance zal blijken te zitten om toch tot goede oplossingen te komen en we gaan dat gesprek vanuit de KNAW uiteraard graag aan.
Europe
Tot slot vind ik het belangrijk om aandacht te vragen voor het belang van internationale samenwerking binnen Europa, ook omdat daar de nadruk van de rest van de middag zal liggen. Ook in Europa staan er verkiezingen voor de deur en samen met mijn collega-presidenten van academies van wetenschappen van de 27 EU-lidstaten hebben wij op 6 mei een oproep gedaan aan de kandidaten voor het nieuwe Europese parlement, waarin we hen vragen om zich in te zetten voor een robuust, vrij en open wetenschaps- en onderwijssysteem in Europa. Om gezamenlijk te investeren in kennis en innovatie, daarbij geen onnodige barrières op te werpen, en pal te staan voor wetenschappelijke vrijheid en autonomie.
Ik wil allen die zich ook in het afgelopen jaar weer op veel verschillende manieren voor de KNAW hebben ingezet heel hartelijk bedanken. Ik wil u allen ook bedanken voor uw betrokkenheid bij de KNAW en uw aanwezigheid hier vandaag.
Ik kijk uit naar weer een volgend jaar!
Referenties
KNAW (2017) Nederlands en/of Engels. Taalkeuze met beleid in het Nederlands hoger onderwijs. Amsterdam
KNAW (2018) Spagaat of Duet? Verwevenheid van onderwijs en onderzoek aan Nederlandse universiteiten. Amsterdam
KNAW-De Jonge Akademie (2023) Wetenschap- Sterker voor de maatschappij van de toekomst. Manifest van de KNAW en de Jonge Akademie voor de formatie na de Tweede Kamerverkiezingen 2023
Universiteiten van Nederland (2024) Maatregelenpakket zelfregie: versterken Nederlandse taal en beheersen internationale instroom.
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, (2024) Gematigde groei – Rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, Den Haag
KNAW (2020) Het rolling-grantfonds. Kloppend hart voor ongebonden onderzoek. Amsterdam
KNAW (2019) Evenwicht in het wetenschapssysteem. De verhouding tussen ongebonden en strategisch onderzoek. Amsterdam
KNAW (2024) KNAW-Oproep tot behoud van een open wetenschapssysteem Koester internationaal wetenschappelijk talent en voer daarbij weloverwogen taalbeleid. Amsterdam
KNAW (2018) De aantrekkelijkheid van Nederland als onderzoeksland, Amsterdam
KNAW (2023) Kennisveiligheid – KNAW position paper. Amsterdam