Onze kijk op dieren verandert, net als hun plek in de samenleving. Goede zorg voor dieren gaat verder dan hun alleen eten, drinken en onderdak geven. We willen dat dieren een goed leven hebben en hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen. Dieren worden steeds meer als individuen gezien, met een eigen waarde, een eigen karakter en gevoelsleven, en een eigen identiteit. Niet alleen in de samenleving, maar ook onder gedragsonderzoekers.

In een nervous state moeten de feiten nóg luider, nóg overtuigender en nóg vaker worden verkondigd

Die nieuwe positie brengt allerlei vragen met zich mee. Wat is toegestaan in de omgang met dieren en wat niet? Hoe ziet een dierwaardige houderij eruit?  Wanneer gaat het bij het doden van een dier om een recht en wanneer kun je spreken van een plicht om niet te doden? En wat zijn dat dan voor rechten en plichten? Welke eisen gelden voor het houden van wilde en exotische dieren in dierentuinen? Wanneer moeten we ingrijpen om het lijden van dieren in het wild te voorkomen, en wanneer moeten we ze juist met rust laten?

De opvattingen hierover lopen in onze maatschappij uiteen, en dus ook in onze raad. Dat is niet zo gek. We zitten daar met ongeveer veertig leden met nogal verschillende achtergronden; een interessante mix uit onder andere de wetenschap, het bedrijfsleven, ngo’s en de veehouderij. Samen blijven we altijd naar begaanbare wegen zoeken, ons officieuze credo. En daar worden onze adviezen volgens mij, ook dankzij de grote betrokkenheid van de leden, niet slechter van.

Wij ondersteunen – gevraagd en ongevraagd – de minister en staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), beleidsmakers, dierhouders en de samenleving bij vraagstukken rond dieren. Wat daarbij cruciaal is: je moet als RDA je feiten op orde hebben.

Eerder dit jaar hebben wij bijvoorbeeld een advies uitgebracht over samenleven met wolven in Nederland. Toen hebben wij een team met pure specialisten samengesteld dat wetenschappelijk onderbouwde antwoorden gaf op allerlei vragen die er leefden op dat gebied. Daarmee haalden we – in elk geval voor een deel – de kou uit de lucht en konden we de dialogen met betrokkenen in de samenleving goed laten verlopen. De wetenschap speelt op het terrein van de RDA dus een onmisbare rol. Het fundament onder onze adviezen moet betrouwbaar zijn, anders zijn we de klos. En terecht.

Juist in deze onrustige tijden, waarin tegenstellingen op de spits worden gedreven en vijandigheid regelmatig de overhand lijkt te hebben, blijft het spannend en ingewikkeld om ervoor te zorgen dat ‘de waarheid’ wordt gehoord. Dat is in mijn ogen een belangrijke opdracht voor onder meer de journalistiek, de rechtsspraak, de wetenschap en óók voor ons, de adviesraden. In een nervous state moeten de feiten nóg luider, nóg overtuigender en nóg vaker worden verkondigd.

Jan Staman, voorzitter Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA)

 

Lees ook de vorige gastcolumn (Adviesraadmigratie): Houvast in het maatschappelijk debat