De Rijksoverheid dient beter zicht te krijgen op de voortgang van de uitvoering van de belangrijkste taken op het klimaat- en energiebeleid van gemeenten, provincies en waterschappen – de decentrale overheden. Ook moeten er instrumenten komen waarmee het Rijk op de uitvoering kan bijsturen. Om vaart te kunnen maken met het klimaat- en energiebeleid hebben decentrale overheden tijdig meerjarige financiële zekerheid nodig. Dat concludeert de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in zijn advies ‘Koersen op klimaatneutraal. Aansturing en bekostiging van het decentrale klimaat- en energiebeleid’ (28 maart 2024).
Het ontbreekt de Rijksoverheid daarbij op vrijwel alle doelen aan een ‘stok achter de deur’
Gemeenten, provincies en waterschappen voeren een groot deel van het klimaat- en energiebeleid uit. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het maken van plannen om woningen te verduurzamen of het plaatsen van windmolenparken en zonneweides. Elke decentrale overheid bepaalt grotendeels zelf wat zij doet, en in welk tempo. Het doel van het klimaatbeleid is wel dat de gezamenlijke inspanningen van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden, optellen tot 55% CO2-reductie in 2030, ten opzichte van 1990. En uiteindelijk tot klimaatneutraliteit in 2050.
De vrijblijvendheid voorbij
Op dit moment is er voor sommige belangrijke taken nog weinig inzicht over hoe ver gemeenten, provincies en waterschappen zijn met hun plannen en de uitvoering daarvan. Niet alle decentrale overheden verzamelen dezelfde soort data, en de data wordt ook niet centraal verzameld. Zo is onduidelijk op welk doel gemeenten, provincies en waterschappen op schema zitten, en welke doelen achterblijven. Het ontbreekt de Rijksoverheid daarbij op vrijwel alle doelen aan een ‘stok achter de deur’: ze kan niet ingrijpen als de inspanningen van gemeenten, provincies en waterschappen achterblijven op een bepaalde taak.
De ROB adviseert daarom dat Rijksoverheid en decentrale overheden afspraken maken over een samenhangend interbestuurlijk instrumentarium om het decentrale klimaat- en energiebeleid te ondersteunen én te sturen. Dit vraagt op de eerste plaats om nationale ondersteuningsstructuren, en daarnaast om bestuurlijke gesprekken over de voortgang op bepaalde taken, en – wanneer de voortgang achterblijft – de mogelijkheid tot het geven van aanwijzingen door de minister aan een gemeente, provincie of waterschap.
Reserveer middelen voor concrete plannen
De nadruk op meer sturing is mede ingeven door het grote maatschappelijke belang en de omvang van de geraamde uitvoeringskosten voor decentrale overheden. Mede als gevolg van het aangescherpte klimaatbeleid lopen deze op tot ruim 1 miljard euro per jaar euro in 2030. Dat blijkt uit het onderzoek dat adviesbureaus Andersson Elffers Felix en Improven in opdracht van de ROB hebben uitgevoerd.
De ROB adviseert de middelen die gemeenten en provincies krijgen voor de uitvoering van klimaat- en energiebeleid aan te vullen op basis van dit onderzoek. Ook adviseert de ROB om een deel van de benodigde middelen beschikbaar te stellen op basis van concrete plannen, zodat de beschikbare middelen terechtkomen bij gemeenten en provincies die extra vaart kunnen en willen maken.
Snel zekerheid nodig over middelen
Niet alleen is het van belang dat decentrale overheden voldoende middelen ontvangen om deze kosten te kunnen dekken, ook hebben gemeenten en provincies zekerheid nodig over wanneer zij welk bedrag ontvangen. Anders kunnen zij moeilijk grote investeringen doen die lang op de begroting drukken of het benodigde personeel (vast) in dienst nemen.
Ook geld nodig voor investeringen
De kosten voor investeringen, zoals het aanleggen van warmtenetten, blijken nog erg onzeker. De ROB adviseert nader onderzoek te doen naar de omvang hiervan. Wel moet het Rijk al zoveel mogelijk een begin maken met het uitkeren van een gedeelte van dit geld, zodat taken waarvoor investeringen nodig zijn niet stil komen te liggen.