Europa is niet meer weg te denken. Europa en de Nederlandse overheden zijn sterk met elkaar verweven, voor Nederland kan Europa gelden als de vierde bestuurslaag. Voor decentrale Nederlandse overheden is Europa binnenland geworden, en is de Haagse arena uitgebreid met de Brusselse arena.  Europa wint daarmee voor de burger merkbaar aan belang, hoewel Europa niet bij iedereen even populair is. Maar, hoe staat het met de responsiviteit van Europa? In hoeverre is Europa in staat om in te schatten wat voor Europese burgers werkelijk van betekenis is? Is Europa er voor mij? Dat is het thema van de ROB-lezing 2024. We waren te gast in het Huis van Europa.  

Wat de EU doet, dat is de keuze van onze eigen nationale leiders.

In de ROB-lezing 2024 zijn Caroline de Gruyter (journalist, publicist) en Rik de Ruiter (hoofddocent universiteit Leiden) aan het woord. Vervolgens is over dit onderwerp een gesprek gevoerd met belangrijke inbreng van Bastiaan van Apeldoorn (voorzitter Eerste Kamercommissie Europese Zaken). Secretaris-directeur Iris Sluiter van de ROB leidde de middag, die door vicevoorzitter van de ROB Caelesta Braun werd afgesloten. Voor wie de bijeenkomst terug wil kijken is hier de link.

Caroline de Gruyter

Caroline de Gruyter
Caroline de Gruyter schetst allereerst een beeld van het functioneren van de EU. Wie beslissen? Dat zijn niet de Eurocraten, dat zijn de regeringsleiders. Wat de EU doet, dat is de keuze van onze eigen nationale leiders. Zij beslissen over de middelen en het personeel die lidstaten aan de EU toebedelen. Europa is wat wij ervan maken: sterk op het gebied van bijvoorbeeld landbouw en de interne Europese markt, maar zwak op het gebied van defensie en buitenlands beleid. Maar diezelfde regeringsleiders nemen, als het hun zo uitkomt, geen verantwoordelijkheid. Die houding getuigt van een cynische, zelfs liefdeloze verhouding.

Het moet van Europa
Als deze regeringsleiders thuis uitleggen ‘dat het moet van Europa’, dan is het belangrijk om te beseffen dat ‘we’ zelf, als regering met onze EU-partners, een besluit hebben genomen. Wat Europa doet voor de burgers van de EU-lidstaten is uiteindelijk een keuze van de nationale regeringsleiders. Nu wordt Europa vooral gebruikt voor de landbouwsector en het bedrijfsleven, maar met een wijziging van koers vanuit de regeringsleiders kan dat dus veranderen. Uiteindelijk zijn de EU-lidstaten in Europa aan de macht, hoewel het beeld is dat ‘Europa’ dat is.

Veto 
De Europese Unie werkt anders dan ons nationale stelsel van besluitvorming. Stel je eens voor dat de provincie Drenthe bij ieder gemeenschappelijk besluit over de Nederlandse buitenlandpolitiek een veto zou hebben. Dat is moeilijk voorstelbaar, maar zo werkt Europa wel. Nationale regeringsleiders nemen de belangrijke besluiten, en voor een akkoord is van elke regeringsleider instemming nodig. Het nationale niveau is dus dominant op het Europese niveau. Onze nationale leiders runnen Europa, naast hun eigen land.

Verkeerde beelden
Nederlandse leerlingen leren te weinig over Europa. In een publicatie over inburgering in de Nederlandse samenleving (250 pagina’s) gaan er welgeteld twee over de trans-Atlantische wereld en Europa. Ondertussen houden nationale politici allerlei beelden in stand, zoals het beeld dat Italië leeft van ons belastinggeld. En dat terwijl Italië − na Duitsland en Nederland − de grootste nettobetaler van de EU is.

Rik de Ruijter met sheet over eurosceptisisme

Rik de Ruiter 
Rik de Ruiter vertelde over de besluitvorming op Europees en nationaal niveau bij verschillende crises: banken, gezondheid, migratie, veiligheid. Die crises grijpen op elkaar in en verergeren elkaar. Je kan spreken van een polycrisis.

De Europese Raad van regeringsleiders komt meer en meer aan het stuur te zitten, reageert op problemen die op Europa afkomen. En de lidstaten zeggen steviger welke richting het op moet. De bijeenkomsten van de Europese Raad zijn ‘spotlight-events’ geworden. De Europese Raad komt niet met beleidsvoorstellen, maar wel met statements, agendasetting en aanwijzingen voor de Europese Commissie om wetgeving op te pakken (new intergovernmentalism). De democratische controle hierop is een uitdaging, en meer dan ooit nodig.

Nationale parlementen
Hoe is het gesteld met de invloed van nationale parlementen? We weten best veel over de rol van nationale parlementen bij Europese wetgeving. Wat je ziet is dat de oppositie het erbij laat zitten, dat er minder debat is bij verkiezingen en dat er scepsis over Europa heerst. Wie wel deelnemen vanuit nationale parlementen zijn backbenchers.

Rol bij polycrises
De Ruiter gaat in op de rol van nationale parlementen bij de polycrises waarover de Europese Raad praat. Hij onderzoekt het niveau van deelnemen en de vorm van het debat. De manieren die de nationale parlementen gebruiken zijn: vragen stellen, goedkeuring geven, andere standpunten innemen of instructies meegeven. Het beeld is toenemende politisering en polarisatie. Maar, het blijkt mee te vallen met de opposition deficit en het beeld dat de oppositie het erbij laat zitten: Tweede Kamerleden van de oppositie geven vaker instructies dan Tweede Kamerleden van regeringsfracties. Eurosceptische partijen willen invloed uitoefenen, pro-Europese partijen laten enthousiasme zien, en politieke leiders bemoeien zich meer met het debat.

Media
Uit onderzoek blijkt dat media niet veel publiceren over de vragen die gesteld worden, wel over de instructies die worden gegeven. Oftewel: hoe je als parlementariër intervenieert, maakt uit voor de zichtbaarheid in de media. Ook richten media zich, anders dan Kamerleden, vooral op de afloop van een Europese top.
Tot slot is van belang dat alle 27 parlementen afzonderlijk zorgen voor een fragmentarische controle. Regeringsleiders hebben daardoor betrekkelijk vrij spel.

Bastiaan van Apeldoorn

Bastiaan van Apeldoorn
Bastiaan van Apeldoorn reageert en legt uit dat veel mensen de vraag ‘Is Europa er ook voor mij?’ met “nee” beantwoorden. Dit houdt volgens hem verband met de vervreemding van burgers met het Europese bestuur. De EU schiet soms tekort bij het oplossen van grensoverschrijdende problemen, maar veroorzaakt die grensoverschrijdende problemen soms zelf ook.

Politieke dialoog
Dat hangt samen met democratische legitimiteit en het gebrekkig functioneren van de Europese democratie. Er is niet zoiets als een Europees demos of Europese publieke ruimte en daarom moet de rol van nationale parlementen bij legitimering versterkt worden. De politieke dialoog stelt niet zoveel voor, nationale parlementen zijn niet nauw betrokken, Europese wetgeving kan bij implementatie van nationale wetgeving door het nationale parlement eigenlijk alleen maar worden aangenomen of verworpen. Veel ruimte is er dus niet voor het legitimeren door het nationale parlement. Zou er niet in de werkwijze van de EU niet meer variatie moeten komen, zodat die beter rekening houdt met nationale diversiteit? We moeten het publieke debat over Europa beter organiseren en de vraag stellen hoe de bestuurslagen zich verhouden tot elkaar; dat is niet in steen gebeiteld.

Rik de Ruiter, Caroline de Gruuyter en Bastiaan van Apeldoorn

In de discussie gaat het verder over:

  • Meer betekenis en invloed op de vorming van Europa is voor burgers cruciaal;
  • Stimuleer via onderwijs en media de kennis over en de interesse voor Europa;
  • Ontkracht mythes over Europa, ook bij politici;
  • We moeten (blijven) werken aan de toekomstbestendigheid van de EU.
Afsluiting: podium met alle sprekers en Iris Sluiter en Caelesta Braun

Tot slot
Caroline de Gruyter: alleen de nationale parlementen kunnen Europa goed controleren. Het Europees Parlement staat vaak buitenspel; regeringsleiders hebben weinig belangstelling voor het Europees Parlement. Het Nederlandse parlement is kritischer over Europa dan Nederlandse burgers; die lijkten vooral happy in, en niet zo zeer met Europa.

Bastiaan van Apeldoorn: voor de voorstellen van de Europese Commissie hebben de nationale EU-parlementen gele en oranje kaarten. De Nederlandse Eerste Kamer heeft de capaciteit er niet voor om die kaarten goed te gebruiken; de inspanningen daartoe zijn doodgebloed want het kost te veel tijd en energie. Het taalprobleem is een hinderpaal. Misschien is een groene kaart voor nationale parlementen een idee. Daarmee kunnen zij iets agenderen bij de Europese Commissie. Europese burgerraden kunnen nooit de democratie vervangen; die raden zijn geen doorsnede van de bevolking. Bij veel burgers ontbreekt het ook aan kennis over de werking van de Europese instituties.

Caroline de Gruyter haakt in op het ontbreken van kennis over Europa: onderwijs en boekjes blijven belangrijk om scholieren (en burgers in brede zin) te informeren over de werking van Europese instituties. Geef burgers handvatten om te begrijpen wat er op Europees niveau gebeurt.

Rik de Ruiter: het is voor politici in eigen land kennelijk moeilijk om een pro-Europa-boodschap te verkopen. Daarbij heeft het Nederlandse parlement ook relatief weinig ondersteuning in het algemeen, en specifiek als het om ‘Europa’ gaat.
Bastiaan van Apeldoorn haakt daarop in en geeft aan dat de nationale parlementen van de EU lidstaten tegelijk met het Europees Parlement de stukken krijgen van de Europese Commissie, maar inderdaad (veel) minder ondersteuning hebben. Europese parlementariërs en hun ambtenaren zitten ook in een bubbel, en staan op een te grote afstand van EU-burgers. Het samenspel tussen de nationale parlementen en het Europees parlement komt zo dus niet van de grond. Dat is onwenselijk, daarvoor is een democratische tegenmacht nodig.

Caelesta Braun sluit af met de vraag of ‘Is Europa er voor mij?’ geldt als een Gordiaanse knoop of als mikado. Niet alles is goed, maar het kan beter. Samenwerking en verbinding tussen de vier bestuurslagen is daarbij essentieel.

Als vervolg op de ROB-lezing bereidt de Raad voor het Openbaar Bestuur een advies voor over de relatie tussen de Nederlandse en de Europese democratie. Het advies verschijnt in 2025, en valt binnen het thema ‘Democratie en Rechtsstaat’.

Wat de ROB eerder over Europa schreef

Eerder stond de ROB al stil bij dit onderwerp met de essaybundel Europa, burgerschap en democratie.  Als er al een kloof bestaat tussen de burgers en ‘Europa’ is het – aldus verschillende auteurs – vooral aan de nationale politiek om daar iets aan te doen: de nationale politiek als centrale mediator tussen burgers en Europa. Anderen praten over een democratisch tekort op Europees niveau, dat dan ook daar moet worden aangepakt. Weer anderen, zoals Hans Vollaard, vinden dat verdere democratisering op Europees niveau leidt tot meer fragmentatie en populisme: democratie als splijtzwam.