De Wetenschappelijke Klimaatraad is sinds april vorig jaar het jongste lid van de familie van de adviesraden. Volgens sommigen is dat aan de late kant voor zo’n belangrijk thema. Volgens anderen wordt al meer dan genoeg geadviseerd over klimaat. Ook ikzelf ben nieuw in adviesradenland, na ruim 25 jaar als onderzoeker te hebben gewerkt.
De adviesraden vormen echt een familie en we hebben veel geleerd van onze oudere broers en zussen
Ik verwachtte dat we onze plek zouden moeten bevechten in het al best drukke advieslandschap rond klimaat. Dat viel gelukkig behoorlijk mee: mensen binnen en buiten de overheid willen graag met ons in gesprek. Voor adviesraden gaan deuren open die voor anderen gesloten blijven. En hiermee hebben we als adviesraad informele invloed.
Opvallend vond ik ook hoe behulpzaam de andere adviesraden waren voor een nieuwe loot aan de stam. Ik had wat meer terughoudendheid verwacht, bijvoorbeeld bij raden die zich ook op het terrein van klimaatbeleid adviseren. De adviesraden vormen echt een familie en we hebben veel geleerd van onze oudere broers en zussen: afkijken is een uitstekende manier om te leren.
Ons eerste jaar was een jaar van opgroeien. Nog voordat de raad goed en wel was aangetreden, lag er al een adviesvraag van minister Jetten. Ons eerste advies “Met iedereen de transities in”, verscheen in december vorig jaar, precies acht maanden nadat de WKR het levenslicht zag. In diezelfde tijd moest alles worden uitgevonden en geregeld: van huisvesting tot werving van nieuwe mensen, van informele werkcultuur tot formele besluitvorming. De leden van de raad, tien wetenschappers met allemaal een andere achtergrond, moesten elkaar leren kennen en elkaars taal leren verstaan. Het stafbureau is van de grond af aan werd opgebouwd, met nu 19 medewerkers.
We zijn in het diepe gesprongen, we hebben hard gezwommen en ons diploma gehaald. In april van dit jaar vieren we onze eerste verjaardag, maar volwassen zijn we nog niet. Het tweede jaar wordt onze puberteit. Ook dat is een spannende periode, waarin de confrontatie met de realiteit ons ongetwijfeld weer nieuwe lessen leert. En we zijn zeer gedreven om ook in ons tweede jaar de (nieuwe) ministers en Kamerleden te voorzien van belangrijke adviezen over het klimaatbeleid. Dat wordt hard werken, maar tegelijkertijd is de puberteit een van de mooiste periodes in het leven. In de puberteit ontwikkel je een eigen identiteit en bepaal je je eigen koers.
Daar zijn we nu hard mee bezig. We formuleren onze missie, we slijpen onze visie fijn, we doen ons huiswerk, waarbij we nog steeds leren van onze collega-raden, maar steeds minder afkijken. Dit jaar ontwikkelen we een eigen identiteit. Bij die identiteit hoort in ieder geval samenwerking met andere raden. Met de Gezondheidsraad zijn we al een samenwerking gestart op het gebied van klimaat en gezondheid. In ons eerste advies pleiten we nadrukkelijk voor een systeemperspectief om naar de klimaatopgave te kijken: klimaat staat niet op zichzelf, klimaatbeleid raakt aan heel veel andere beleidsterreinen: het gaat (ook) over economische activiteit, over technologische innovaties, over sociale cohesie en een rechtvaardige samenleving en over goed bestuur.
En daarmee raakt het werk van de WKR dus aan dat van veel andere raden. Daardoor ligt samenwerking met onze grote broers en zussen voor de hand. Ik ben hoopvol dat we met onze adviezen en door samenwerking de impact kunnen hebben die nu zo nodig is.
Ruud van den Brink, Secretaris-directeur Wetenschappelijke Klimaatraad
Lees ook de vorige gastcolumn (NLsportraad): Vooruitgang vraagt om verbinding